Ik red me wel!
Zal ik het toch maar delen? Even denk ik na. Het is maar één appje, dan is het eruit. 'Kom op,' vertel ik mezelf, 'het gaat helemaal niet goed en daar mag je best eerlijk over zijn!' Ik weet het, maar ondertussen schreeuwt al het andere in me dat ik het echt niet ga zeggen. 's Avonds spreken we elkaar in het echt. Ik ben voor mijn doen best open, maar ik deel niet alles. Ik weet dat ik het bij deze persoon prima kan delen, maar ik durf het niet aan het licht te brengen. Ik durf het niet en als ik heel eerlijk ben... wil ik het ook niet. Ik heb alles prima onder controle. Ik red me wel.
(TW: De eerste alinea's van deze overdenking kunnen triggerend zijn voor mensen met een eetstoornis of vergelijkbare problematiek.)
Het bovenstaande stukje heb ik niet zomaar verzonnen. Dit was ik, kort geleden. Ik zat niet lekker in mijn vel. Dat deelde ik wel met God en met de mensen om me heen. En daarmee ben ik zeker al verder dan ik eerst was. Maar ik was echt niet van plan om ook maar iemand te vertellen dat ik alle calorieën telde en dat ik bewust niet genoeg at. Normaal heb ik daar ook niet zo veel moeite mee, maar toch was het door verschillende factoren even tot een worsteling geworden. Ik had absoluut geen zin om erover te vertellen. Ik wilde wel dat men zou weten hoeveel strijd ik ervoer, maar ik wilde zelf de controle houden. Deze manier van omgaan met wat ik voelde, wilde ik daarom absoluut niet delen. Zodra iemand er ook maar een klein beetje vanaf wist, was ik een stukje van de controle kwijt. Ten minste dat dacht ik... want echte controle heb ik nooit gehad.
Dit is maar een voorbeeld. Ik kan er nog tientallen bedenken, vanuit mijn eigen leven, maar ook vanuit levens van mensen die ik ken en verhalen die ik hoor. Hoe ontzettend vaak zeggen we tegen onszelf en tegen de mensen om ons heen: "Ik heb geen hulp nodig, ik red me wel.", terwijl niets minder waar is. Je redt je totaal niet. Je weet dat het niet goed gaat, maar je wil zo graag op je eigen manier doorgaan. Je wil niet dat anderen zien hoe slecht het met je gaat. Je wil niet toegeven dat je geen controle hebt. Je wil niet toegeven dat je niet meer kan en blijft stug doen alsof het prima gaat. Je wil niet inzien dat je anderen, maar bovenal dat je God, nodig hebt. Maar het gaat niet, je redt het niet, je bent kapot.
Ik zou bijna zeggen: 'Steek je hand op als je dit herkent!' Dat hoef je niet persé te doen, al moet je het vooral doen als je wel die behoefte voelt. Maar dit, het idee dat we het zelf wel redden, is de wortel van ons probleem. In het Paradijs begon het al. Wij, mensen, wilden zijn als God. We wilden de touwtjes in handen hebben. Wij dachten het wel te weten. Maar helaas, niets is minder waar. We weten allemaal best dat we niet perfect zijn, maar toch doen we allemaal alsof we geen hulp nodig hebben.
Ik wist best dat het niet goed ging en dat mijn controle een illusie was. Ik wist best dat ik het moest delen, met de mensen om me heen en vooral ook met God. Ik wist best dat ik het niet alleen kon. Maar toch deed ik alsof ik geen hulp nodig had. Ik bedroog niet alleen een ander door een masker op te zetten en te zeggen dat het prima ging. Ik bedroog ook mezelf door aan mezelf te vertellen dat ik de controle wel had. En tot slot, maar zeker niet het meest onbelangrijk, ik bedroog God. Ik deed alsof ik Hem niet nodig had. De waarheid was dat ik het vertikte om mijn zogenaamde controle los te laten en Hem te vertrouwen.
We zetten dus maskers op en doen ons anders voor dan we werkelijk zijn. We vertellen onszelf dat onze problemen niks zijn en vergelijken onszelf met anderen. En zelfs in onze gebeden en met de kerkelijke plichten die we doen, proberen we op God over te komen als iemand die we niet zijn. We doen er alles aan om niet toe te geven dat we het niet zelf redden.
Allereerst kan dus het beeld dat we van onszelf hebben gecreëerd in de weg staan om onszelf klein te maken en God te zoeken. God leren kennen betekent dat je toegeeft hoe klein je bent, hoe weinig controle je hebt en hoe hard je hulp nodig hebt. God leren kennen betekent dat we in het licht komen. En de angst om ontmaskerd te worden als wie we werkelijk van binnen zijn, kan in de weg staan om God te leren kennen.
Ik bleef een tijdje in m'n eentje worstelen. Ik liet er een weekend overheen gaan voordat ik echt eerlijk tot God bad en zei waar het op stond. Ik gaf toe dat ik me gesloopt voelde en dat ik op was. Ik dacht aan de belofte dat wie op de Heere vertrouwt, nieuwe kracht krijgt. En ik gaf toe dat exact dat het probleem was. "Ik vertik het om U te vertrouwen", zei ik. "Ik wil mezelf niet geven. Ik wil de controle niet loslaten. (...) Het probleem is dat ik niet wil. Ik weet dat het een probleem is en dat merk ik ergens ook wel, maar ik doe alsof het niet zo is. Ik denk controle te hebben en zo voelt het ook, maar het is verre van waar." Ik gaf toe dat ik ergens wel wilde vragen of God mijn hart wilde veranderen en dat ik dat tegelijkertijd ook absoluut niet wilde. Ik gaf toe hoe bang ik was en dat ik eigenlijk even niks met God te maken wilde hebben, omdat ik dan moest loslaten. Terwijl ik bad veranderde er iets. Ik begon me te beseffen hoe enorm ik naar God verlangde. Naar rust en diepe vrede, naar warmte, naar Zijn enorme liefde. Ik wilde het niet toegeven, maar ik miste Hem. Want eerlijk is eerlijk, ik kan het niet alleen.
We moeten ons beseffen dat we het niet alleen redden en dat we God nodig hebben om gered te worden. Onze trots staat enorm in de weg om God beter te leren kennen en te groeien in onze relatie met Hem. Maar door Jezus is de weg naar God vrijgemaakt. We moeten echt eerlijk zijn, we kunnen onszelf niet redden! We hebben Hem nodig!
Laten we danken dat Hij zelf door genade de weg heeft vrijgemaakt en dat Hij ons wil helpen om die blokkades van de weg te vegen, zodat we bij Hem kunnen zijn!
"God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt - uit genade bent u zalig geworden."- Efeze 2:4-5, HSV